01 februari 2018

Meten is weten

 Met de weegschaal kunnen we alleen het gewicht bepalen, maar daarmee weten we nog niet wat we meten. Is het vet- of spiermassa? Het meten van de middelomtrek geeft daar meer duidelijkheid over. Hoe hoger de middelomtrek, hoe meer buikvet, hoe ongezonder voor uw gezondheid. Twee mensen met exact hetzelfde BMI kunnen een heel andere middelomtrek en daarmee ook een ander risicoprofiel hebben. Denk maar eens aan een bodybuilder die ook een BMI van 33 kan hebben maar wel een wespentaille heeft. Voor mannen met een middelomtrek >102 cm en vrouw >88 cm is het advies om te proberen (onder begeleiding) iets af te vallen. Over het algemeen geldt dat iemand met een te grote buikomvang ook een te hoge BMI heeft.

De weegschaal blijven we natuurlijk ook gewoon gebruiken om uw BMI te bepalen. Dan krijgt u een volledig beeld van uw lichaam. Naast deze twee meetinstrumenten maakt de diëtist in sommige gevallen gebruik van een handknijpkrachtmeter of het meten van de impedantie om uw spierkracht of vetvrijemassa te bepalen.

Het meten van de bovenarmomtrek heeft een heel ander doel. Deze meting voeren we uit bij de kwetsbare ouderen. Hiermee kunnen we aantonen of iemand risico op ondervoeding en verlies van spiermassa heeft. Bij een meting < 25 cm is er vaak sprake van verlies van spiermassa en is het van belang dat er een dieetbehandeling in gang wordt gezet.

De volgende keer dat u een afspraak heeft met uw diëtist, wees er dan op voorbereid dat ze wellicht niet alleen vraagt om uw schoenen uit te trekken zodat u de weegschaal op kunt,  maar ook om uw trui omhoog te doen voor een meetsessie.

 

Terug
Meten is weten